Steeds weer worden wij opgeroepen tot het ononderbroken gebed. Dit gebed zich laat niet vangen in louter het bidden van de getijden of andere vaststaande gebeden. Ook niet in alleen het meer persoonlijke gebedsleven: in de lectio divina, het bidden van de rozenkrans…

Uiteindelijk is het niet aan plaats of tijd gebonden en zelfs niet alleen aan woorden gebonden. Het is meer een innerlijke houding van het hart waarin de monnik en ieder mens, voor God staat. Zich altijd bewust met Hem verbonden mogen weten. Biddend, werkend, tijdens het eten, tijdens de omgang met medemensen of rustend.

Al overstijgt het ononderbroken gebed de structuur van de dag, de structuur is nodig om tot deze innerlijke houding te komen. Sint Benedictus besteedt er in zijn Regel veel aandacht aan hoe vaak en op welke manier de getijden gevierd worden in een klooster.

De gemeenschap volgt de Regel hierin nog steeds, ruim 1400 jaar nadat deze tot stand is gekomen. Alle beschreven getijden worden gevierd zoals beschreven (zie ook Rooster van alle gebedsdiensten) en zo worden ook alle 150 psalmen elke week minstens één maal gezongen.